BEwerken ONLINE

In de toekomst wonen wij in een abonnement

De recyclingsector zet zich dagelijks in voor een zo hoogwaardig mogelijke recycling, echter vinden nog te veel materialen en grondstoffen een minder hoogwaardige bestemming of worden alsnog vernietigd. Met alleen een focus op recycling redden we het niet. Het Nationaal Plan Circulaire Economie (NPCE) zal dan ook meer aandacht besteden aan de voorkant van de gehele bouwketen, stimuleert circulair bouwen en waar mogelijk ook de inzet van biobased materialen.

BEwerken vroeg zich af hoe het is om juist aan het begin van de keten te staan. In dit artikel geven we aandacht aan ‘design for circularity’; circulair ontwerpen en vroegen DoepelStrijkers, een ontwerpatelier voor klimaatarchitectuur en ‘immersive interiors’ hun kijk op de toekomst te geven. BEwerken sprak met Duzan Doepel, co-founder en architect bij Doepelstrijkers.

Waar komt de drive vandaan voor circulariteit?

Duzan: Ik heb mijn opleiding tot architect in Zuid-Afrika afgerond en heb in Nederland mijn Masters diploma behaald. In Zuid-Afrika zag ik dat ze van niets iets kunnen maken. Daar heb ik gezien wat de kracht van architectuur en het maakproces is, namelijk mensen in hun kracht zetten. Mijn fascinatie voor circulair en inclusief bouwen is toen aangewakkerd en in Nederland steeds sterker geworden.

Wat is voor jou de betekenis van duurzaamheid?

In Nederland wordt duurzaamheid vaak aangevlogen vanuit een technisch oogpunt; zoals meetbaarheid valideren en uiteindelijk financiële beloning. Wij focussen ons op circulair en inclusief ontwerpen en zijn geïnteresseerd in de balans tussen sociaal en ecologische duurzaamheid.

Waar moeten we volgens jou beginnen om tot een circulaire bouw economie te komen?

Wij hebben een simpele benadering bij het start van een gebouwontwerp. Uitgangspunt is gebruik maken van zoveel mogelijke secondaire grondstoffen en daar waar niet mogelijk is, biobased materialen toepassen.

Individuele spelers in de keten zijn al heel ver met de doorontwikkeling van hun product vanuit een circulair oogpunt.

Het inzetten van secundaire materialen start bij de fundering, zoals het gebruik van recyclaat. Bij elk onderdeel van het ontwerp en het gebouw kun je namelijk een slag maken richting circulariteit.

Iedereen weet inmiddels wat circulair ontwerpen en cradle to cradle is. Dit is gesneden koek voor verschillende ketenpartijen. Bedrijven worden dan ook steeds scherper op LCA’s. De uitdaging zit juist in de ketenintegratie. Soms zijn de keuzes voor producten niet vanzelfsprekend. Neem bijvoorbeeld een aluminium kozijn wat voor 67% uit gerecycled aluminium is gemaakt (bron Nibe). Wanneer we dit over een periode van 30 jaar vergelijken met een kozijn wat uit Fsc-hout is gemaakt, dan is de duurzamere keuze het aluminium kozijn. Men moet meer kijken naar de totale life-cycle van een product.

Kun je materialen uit sloop één op één inzetten?

Secundaire materialen zijn materialen die geproduceerd zijn uit verkregen grondstoffen uit een eerder geproduceerd materiaal, maar ook materialen die direct ingezet kunnen worden in dezelfde vorm. DoepelStrijkers heeft zo'n 10 jaar geleden, onze eerste volledig circulaire en inclusieve project uitgevoerd; in het industrieel HAKA gebouw in Rotterdam. Dit was een interieur opdracht voor een duurzaam congrescentrum van 1000 m2, wat moest dienen als een katalysator voor de gebiedsontwikkeling van Merwe Vierhavens. Daar hebben wij in samenwerking met Cor Luijten van Gemeente Rotterdam, 8 sloopgebouwen gekozen en daar de materialen geoogst voor het nieuwe interieur. Zo hebben we bijvoorbeeld een podium van vrijgekomen panlatten en een overlegruimte van oude deuren gemaakt. Dit was een aanbodgestuurd ontwerpproces. Wij hebben een 80% SROI (Social Return on Investment) op het project behaald door ex-gedetineerde in een re-integratie traject de uitvoering te laten doen.

Wij hebben met Gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar de impact van deze aanpak. Het resultaat was zo'n 70% minder CO2 uitstoot en 70% minder materiaalkosten, maar de uitvoering van het project heeft drie keer langer geduurd. Als je dit verdisconteert, dan was dit project kostenneutraal, maar met 70% minder CO2 footprint en 80% SROI.

Uiteindelijk hebben we zo’n rigoureuze aanpak éénmalig toegepast. Het is voor ons onhaalbaar om op deze manier te werken. Met name omdat we ook opdrachten hebben die vele male groter zijn dan het HAKA project. Bij zo’n ingewikkeld ontwerptraject ben je afhankelijk van de beschikbare secundaire materialen. Ondanks dat we het niet meer op deze manier oppakken, heeft het wel een heel bijzonder interieur opgeleverd.

Hoe zou je willen dat het sociaalecologisch aspect van duurzaamheid zich verder ontwikkelt?

Toen ik naar Nederland kwam, sprak ik de eerste 5 jaar alleen maar Engels. We hebben erg veel talent in Nederland rondlopen en om die te remmen omdat zij geen Nederlands spreken of in een re-integratie traject zitten, zou zonde zijn. Zo zouden bedrijven meer open moeten staan voor deze mensen. Ik ben ervan overtuigd dat veel mogelijk is in de bouwsector.

Vind je creatieve toepassingen door het bedenken van alternatieve duurzame materialen?

Soms is versimpelen in plaats van verzinnen van alternatieven de beste keuze. We leven in een wereld die volop op technologie draait en daarvan afhankelijk is. Daarom is klimaatontwerp voor ons zo belangrijk. De uitdaging voor ons ligt ook in het zo Low-Tech en installatiearm ontwerpen, door gebruik te maken van het klimaat. Denk bijvoorbeeld aan passief verwarmen en koelen van gebouwen. Installaties zijn altijd nodig in Nederland, maar door klimaatontwerp principes toe te passen hoeven we alleen aanvullen waar het nodig is.

Het gebouw van de toekomst, hoe ziet die er volgens jou uit?

Duzan: 7 jaar geleden hebben wij het concept van de Dutch Windwheel ontwikkeld. Rotterdam was bezig met de Next Economy waarin circulariteit, de energietransitie en IOt (big data) de pijlers zijn. Gelijktijdig kwam Rotterdam in de Top Tien van toeristische steden van de New York Times te staan. Ik was destijds in gesprek met Johan Mellegers, interimmanager van Kinderdijk en wij kwamen zo op het idee om een toeristische attractie zoals de London Eye, te combineren met de windmolen van de toekomst.

Het bestaat uit 2 gedraaide torens die zowel boven- als onderin verbonden zijn, met een groot gat in het midden. Dit gat wordt gevuld met horizontale PowerBeams van IBIS Power om windenergie op te wekken. De gehele zuidgevel bestaat uit zonwerende horizontale PV-lamellen welke tevens zonne-energie opwekken, een verticale zonneakker dus. Door middel van een railsysteem van KCI Engineers kunnen de toeristische cabines aan de buitenste ring van het gebouw heengaan. Elke cabine heeft een eigen aandrijving, waardoor het systeem makkelijk in de toekomst uitgebreid kan worden.

Wij hebben een eerste concept de wereld ingeslingerd en het ging viraal. Het werd 1000 keer gepubliceerd in meer dan 100 landen. Wij zijn door partijen over de hele wereld benaderd die mee wilden doen om dit verder te ontwikkelen. Wij hebben hierdoor een Green Deal kunnen sluiten met de overheid en Gemeente Rotterdam, waardoor wij een Innovatie Stichting hebben kunnen oprichten, met als doel de technologieën door te ontwikkelen en te integreren.

Het realiseren van een emissievrij gebouw is onze ambitie. Voor een gebouw van deze omvang is dat een zeer hoge ambitie. Met de partners van het Innovatie Stichting onderzochten we in hoeverre we de principes van BASS (building as a service) konden inzetten als onderdeel van een circulaire business case.

Een van de elementen die met Alkondor is ontwikkeld is een circulaire gevel. De energie producerende lamellen zijn dan onderdeel van een leasecontract, gekoppeld aan een prestatiecontract. Hierdoor zullen ze om de 7 jaar vervangen worden, waardoor de energieprestatie van het gebouw vooruitgaat. De oude zonnepanelen krijgen een gegarandeerd tweede leven.

Dit zijn interessante ontwikkelingen die ertoe leiden dat we in de toekomst in een abonnement wonen. De realisatie van de Dutch Windwheel wordt momenteel onderzocht op twee locaties in het buitenland.