Generieke richtlijn grondstoffen voor circulair beton
De nieuwe CROW-CUR Richtlijn 2:2021 Beoordelingssystematiek grondstoffen op geschiktheid voor circulair beton is beschikbaar. De Nederlandse overheid heeft de beleidsdoelstelling dat de Nederlandse economie in 2050 circulair is. In 2030 wil Rijkswaterstaat 100% van het te slopen beton hoogwaardig hergebruiken. Dat begint door betonnen objecten te gebruiken tot de maximale levensduur is bereikt, zo nodig met levensduur verlengend onderhoud. Wanneer sloop onvermijdelijk blijkt, kunnen losse elementen hergebruikt worden. Het beton van de niet herbruikbare elementen wordt als grondstof gebruikt in nieuw beton. Hier start het 2e (en later het 3e) leven van beton.
Dat houdt in dat het beton dat met hergebruik grondstoffen gemaakt wordt aan het eind van de levensduur geschikt is om weer opnieuw beton mee te maken. Deze CROW-CUR Richtlijn geeft aan hoe grondstoffen voor beton beoordeeld moeten worden op de gevolgen voor de circulariteit van het beton.
Betonhuis, Rijkswaterstaat GPO, Rijkswaterstaat Klimaatenvelop, Urban Mine en Vereniging Afvalbedrijven hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van deze richtlijn. Bewerken sprak met Ad van Leest, Coördinator Betonconstructies bij CROW uitgebreid over deze richtlijn.
De Nederlandse overheid heeft de beleidsdoelstelling dat de Nederlandse economie in 2050 circulair is. Rijkswaterstaat wil al in 2030 volledig circulair werken. Deze doelstelling impliceert voor de betonketen dat grondstoffen voor beton ook beoordeeld moeten worden op de gevolgen voor de circulariteit van het beton en daarmee ook in een toepassing van de volgende levenscyclus van het beton.
De Richtlijn kan ook direct worden toegepast bij het opstellen van een CROW-CUR Aanbeveling voor nieuwe, alternatieve grondstoffen. In dat geval maakt de beoordeling voor de geschiktheid in circulair beton direct deel uit van de beoordeling van een nieuwe grondstof voor beton. Voor de status “richtlijn” is gekozen omdat er nog nauwelijks ervaring is met dit soort beoordelingen van grondstoffen. Daarom is momenteel een onderzoek gaande of AEC-granulaat circulair en geschikt is voor een generieke toepassing.
De scope van deze Richtlijn betreft de grondstof voor gebruik in beton, opdat deze voor circulair gebruik van dat beton geen belemmering vormt, dus ‘beton blijft herbruikbaar in (alle) beton’. Dat impliceert dat beton dat voorheen in een stoeptegel is toegepast, in een volgend leven in een viaduct kan worden gebruikt, en andersom.
Haalbaarheid doelstellingen
De betonsector is positief gestemd als het gaat om de haalbaarheid van de doelstellingen van 2030. De basis is er en er is dan ook geen reden om het niet te kunnen uitvoeren, aldus Van Leest. Er zijn meerdere manieren die naar een circulaire economie leiden, zoals hergebruik en in dit geval ook recycling van beton. De gehele keten is verantwoordelijk voor het behalen van deze ambitie.
Voorwaarde toepassing richtlijn
Een voorwaarde voor de toepassing van deze Richtlijn is dat de initiële beoordeling van de grondstof voor gebruik in ‘eerste leven’ beton al uitputtend is doorgevoerd. Dit leidt uiteindelijk tot het produceren van 2e en 3e leven beton. De richtlijn moet helpen om te voorkomen dat nieuwe grondstoffen bedreigend kunnen zijn voor circulariteit.
Generieke versus specifieke toepassing
De richtlijn stelt dat beton met nieuwe grondstoffen, alvorens op de markt te verschijnen, moet voldoen aan verschillende kwaliteitseisen. Deze worden vastgesteld aan de hand van laboratoriumonderzoeken of onderzoeken uitgevoerd door gecertificeerde bedrijven. Hierbij kan het gaan om zowel een generieke als specifieke toepasbaarheid van het beton. Voor een specifieke toepassing kan een aanbieder gedane claims ook laten valideren door het BetonInnovatieloket.
Wanneer aanbieders een dergelijk beton hebben samengesteld die op grote schaal en dus generiek zou kunnen worden toegepast, kunnen zij aankloppen bij CROW voor een zogenaamd aanbevelingstraject.
Puur is de basis
De CROW Richtlijn gaat er vanuit dat het beton dat getest wordt op een circulaire toepassing schoon is. De te recyclen grondstof dient zo puur mogelijk te zijn. Dit vraagt veel van de ketenpartners. Ieder dient een extra kwaliteitscontrole uit te voeren op eigen werk. De grondstof dient te zijn ontdaan van allerlei vervuilingen, voordat deze wordt toegepast in het uiteindelijke product: beton.
De richtlijn gaat uit van het feit dat er nooit meer Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in het beton komen dan er in de grondstof zelf zit. Hierdoor kan het ZZS-onderzoek beperkt blijven tot laboratoriumonderzoek aan de grondstoffen zelf. De ZZS-eisen zijn eisen aan de samenstelling, zodat, indien de grondstof zelf voldoet, het ermee geproduceerde beton, respectievelijk het betongranulaat en de poederfractie met de grondstof ook aan de eis voldoet.
Besluit bodemkwaliteit is niet van toepassing
Een grondstof voor beton hoeft volgens het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) niet te voldoen aan de eisen voor uitloging, het beton dat de grondstof bevat daartegen, wel. Een grondstof die niet aan het Bbk voldoet zou beton kunnen produceren dat wel aan het Bbk voldoet en andersom, zo wordt gesteld in de CROW Richtlijn. Van Leest: ‘Belangrijk is wel dat wanneer het materiaal gebroken wordt, onderzocht wordt welke grondstoffen er vrijkomen in de productie naar 2e of 3e leven en of deze voldoen aan de regels’. Omdat ook nog steeds veel beton in een tweede leven in niet-vormgegeven toepassingen (wegenbouw) terecht komt ziet de richtlijn er ook op toe dat de 2e en 3e leven granulaten in die toepassingen voldoen aan de eisen van het Bbk voor niet-vormgegeven bouwstoffen. Zowel de fijne als de grove fracties moeten hier apart op zijn onderzocht.
Onderzoeksdruk
Uit onderzoek omtrent het percentage van oud beton in nieuw beton is een nieuwe CROW-CUR Aanbeveling 127:2021 Beton met betongranulaat als fijn en/of grof toeslagmateriaal uitgekomen. Zo blijkt dat “nieuw” beton een hoger percentage oud beton mag bevatten dan voorheen is vastgesteld. Uit onderzoek blijkt dat er tot wel 70% oud beton gebruikt kan worden, mits het ingangsmateriaal aan hoge kwaliteitseisen voldoet. Zo wordt gesteld: bij dit hoge percentage gelden dan dezelfde rekenregels.
Van Leest: ‘Er moeten regels gemaakt worden voor meer van deze toepasbare alternatieve materialen die voor 2e leven geschikt zullen zijn. Als de betonsamenstelling na recycling is veranderd, mag er dan op dezelfde manier mee gerekend worden of dient daar een andere berekening op losgelaten te worden? Daar zit nog een uitdaging.’